Soorten bossen en oerwouden
Dit werkstuk gaat over het (illegaal) kappen van oerwouden en de invloeden ervan op economie en milieu. Om te kunnen weten waaruit die invloed precies bestaat en hoe die zich uitoefent is het belangrijk om te weten welke soorten oerwoud er nou eigenlijk bestaan en wat de eigenschappen van de respectievelijke soorten zijn. Ook moet er een onderscheid zijn van welke soorten het nog reëel is om ze te onderzoeken omdat ze ook la verdwenen kunnen zijn of geen rol van betekenis spelen.
Er zijn vier soorten oerbos/ oerwoud:
1) Tropisch regenwoud; hiertoe behoort het meeste nog resterende oerwoud. Over het verdwijnen van deze soort is hedendaags (terecht) de meeste ophef. Uit deze bossen komen ook de hardhoutsoorten die zo veel in het nieuws zijn geweest en waar dit werkstuk voor een groot gedeelte over gaat. Het grootste deel van het tropisch regenwoud ligt in het Amazonegebied
2) Sclerofylle bossen komen voor in gebieden met een mediterraan klimaat. Deze bossen zijn aan de daar heersende zomerdroogte aangepast. In het Middellandse-Zeegebied zijn zij door ontbossing, bodemerosie en overbegrazing vrijwel geheel verdwenen. Vaak hebben zij plaats gemaakt voor een struikvegetatie, de macchia.
3) Warm gematigde bossen en gematigde loofverliezende bossen. De warm gematigde bossen zijn deels altijd groen. Men vindt ze in o.a. Californië, in Chili en in Australië. Waar aan de oostkusten van de continenten sprake is van overvloedige regenval vindt men de belangrijkste warm gematigde bossen. In Australië zijn het vooral de Nothofagus-bossen van Tasmanië en Victoria; in Nieuw-Zeeland behoort het grootste deel van de bossen hiertoe (met Nothofagus en kauri). In Afrika komen warm gematigde bossen alleen voor op de Drakensberge in Zuid-Afrika. In Noord-Amerika treft men dit type aan langs de kust van Louisiana, Florida en Georgia (met moerascipres). De gematigde loofverliezende bossen bedekten vroeger geheel West-Europa; in Noord-Amerika zijn zij ook nu nog uitgebreid aanwezig. In Europa zijn beuk, eik, linde en es plaatselijk dominant in een enkele boomlaag. Op vochtige plaatsen komen els en wilg algemeen voor. Azië en Noord-Amerika zijn rijk aan soorten, o.a. magnolia, tulpenboom, vele esdoorns.
4)Boreale bossen liggen voornamelijk tussen 45 en 70° Noorder Breedte en bestaan vooral uit naaldbomen. In tegenstelling tot de gematigde loofverliezende bossen hebben zij een slecht ontwikkelde struik- en kruidlaag. Aan hun noordelijke begrenzing gaan zij dikwijls over in de taiga. Dit zijn de reusachtige wouden die vroeger heel Rusland bedekten maar die nu ook ernstig in hun bestaan worden bedreigd.
|